Er zijn van die omgevingen waar de menselijke natuur me verbaast en verwondert. Plekken waar mensen onvrijwillig samentroepen en twijfelen tussen narcisme en kuddegeest. Luchthavens, files, voetbalstadia, festivals… En vermits “mensen kijken” mijn hobby is, vraag ik me dan altijd af: wat zijn we nu eigenlijk voor wezens? Tot ik op de luchthaven een mooie les kreeg van een jongetje van 18 maanden en zijn zusje. Want wat doe je eigenlijk met je tijd?
Omdat het mijn beste kameraad is, sleur ik mijn fiets zowat overal mee naartoe. Mijn racefiets is de bewaker van mijn grote behoefte aan alleen zijn. Begrijp me niet verkeerd: ik ben niet mensenschuw. Maar ik zoek graag de open ruimte op. En mijn fiets heeft me de afgelopen 20 jaar al op een heleboel onverwacht mooie, eenzame, plekken gebracht. Ook als ik met het vliegtuig reis gaat het stalen ros dus in een transportzak en krijgt hij een apart ticket. Want zo’n fiets krijgt een speciale plek in het ruim, ergens tussen de golf-uitrustingen en de kinderstoeltjes.
Wachttijd?
Na al die jaren weet ik: bijzondere bagage betekent ook bijzondere wachttijd. En dus sta ik onlangs in Zaventem te wachten op de terugweg uit Portugal aan het verzamelpunt voor bijzondere bagage met een paar lotgenoten. Wachttijd dus. Ik herken meteen twee collega-fietsers uit Australië die ik op de hellingen van de Algarve heb ontmoet. Daarnaast is er een Nederlandse golfer met een vrouw die prachtig past bij zijn alcantara huidskleur (die sinds Trump blijkbaar weer aardig in opmars is onder 70plussers). En het gezelschap wordt even later vervolledigd door 2 Nederlandse gezinnen met kleine kinderen. De vaders van de gezinnen zijn duidelijk broers. Ze zijn druk doende met whatsapp-berichten te versturen naar grootouders die 50 meter verder, in de aankomsthall achter de geblindeerde deuren bij de douanecontrole, staan te wachten. “Nog even wachten op de kinderstoeltjes”, leest de ene broer zijn bericht naar zijn vader voor. Uit ervaring weet ik dat “even” duurt tot alle andere bagage uit het vliegtuig geladen is en manueel van de ene kant van de luchthaven naar de andere gebracht wordt. Wachten op bagage is altijd een oefening in geduld. Maar wel een hele makkelijke, eigenlijk. Het is niet dat het de boeddhist in jou uitdaagt… Uiteindelijk is het ergste wat je kan overkomen dat je bagage onderweg zoek raakt en dan brengen ze die gewoon achterna.
Dat neemt niet weg dat de Nederlandse golfer bijzonder ongerust is over zijn golfmateriaal. De wachttijd daagt hem zichtbaar uit. Misschien heeft hij de sticks uitgefreesd en transporteert hij er cocaïne in? Dat bedenk ik wanneer ik merk dat onrust de huid boven zijn witte snor langzamerhand transformeert van het beroemde alcantara naar dieprood. “Ik meld me nog even”, zegt hij beslist tegen het meisje achter de balie die met bijzondere concentratie een computerscherm in de gaten houdt. Zijn houding verraadt dat hij dat melden heeft geleerd in het leger, met gestrekte armen naast het lichaam en zijn borst vooruit. Het meisje zegt hem dat hij nog even geduld moet hebben. Hij gromt iets tegen zijn vrouw, alsof hij teleurgesteld is dat zijn actie geen enkele spoed bij het luchthavenpersoneel heeft teweeggebracht.
Speeltijd!
De bagagehal loopt ondertussen langzaam maar zeker leeg. Alles is gelost -ook van andere vluchten- en de meeste mensen hebben hun koffers van de transportbanden kunnen recupereren. We blijven met zijn 10 een beetje verweesd achter in de steeds harder galmende ruimte. Wachten dus. De Nederlandse vaders besluiten elders polshoogte te gaan nemen, terwijl een Marokkaanse man van middelbare leeftijd met een indrukwekkend brede kuisborstel de vloer komt schoonmaken aan deze kant van de hal. Eén van de kinderen van het gezin (een meisje van een jaar of 4), besluit dat ze met haar vader mee op jacht wil naar de koffer. Haar broertje van ongeveer 18 maanden, kijkt ondertussen gefascineerd naar de schoonmaker. Het kind maakt duidelijk aan zijn moeder dat hij uit zijn buggy wil en dus maakt de moeder hem los. Hij heeft het stappen nog niet goed onder de knie, maar geniet al wel van de vrijheid die het hem geeft. Hij komt naar me toe gedribbeld en zegt: “Koffe halen”. “Inderdaad”, antwoord ik, “goed gezien van jou! Dat is wat we hier doen. Koffers halen!” Het jongetje schenkt me een stralende glimlach en herhaalt dan zijn boodschap aan de Marokkaanse schoonmaker. De man haalt een lolly uit zijn broekzak en geeft die aan het kind. Het kereltje laat zich van puur plezier met zijn buikje op de grond zakken en hij duwt zich op zijn armen naar achter over de gladde, pas gepoetste vloer. Hij doet het behendig en snel. Het verraadt dat hij dit stadium van voortbewegen, voor hij ontdekte dat hij zelf een homo erectus was, nog niet zo lang geleden achter zich heeft gelaten. Het is fascinerend om te zien hoe het kind zichzelf entertaint en geniet van het spel dat hij zelf bedacht, namelijk: “slieren over de pas gepoetste vloer”.
Klaagtijd...
Ondertussen zijn er drie kwartier voorbij en zegt het computerscherm dat alle bagage van de vlucht uit Faro is uitgeladen. De vaders en het zusje komen terug van hun expeditie, en ze dragen alle drie dezelfde geërgerde frons. Het meisje ziet haar broertje over de grond glijden, zet haar armpjes in haar zij en zegt: “Oh, oh, oh! Wat doe je nou! Dat mag helemaal niet.” Het jongetje krijst het uit van de pret. De moeder drentelt vermoeid naar haar zoon en pakt hem op terwijl hij triomfantelijk de lolly tegen haar gezicht duwt. Hij blijft er koppig de lol van inzien, van deze extra tijd op dit speelterrein. Het zusje van haar kant, nestelt zich met haar frons en een malcontente grimas in één van de buggy’s en zegt: “Waardeloos. Dit is helemaal waardeloos.” Ze blijft het herhalen. Met haar armpjes gekruist voor zich. Een mantra van onvrede en frustratie. Met een gelaat dat op onweer staat. En dan zie ik het ineens: ze lijkt nu wel heel erg op haar vader. Hij zegt het niet, maar het staat wel op zijn gezicht: Waardeloos.
Waarschijnlijk even waardeloos dan het ticket van om en bij de 100 euro dat ze geboekt hebben voor deze reis, bedenk ik wanneer de onderbetaalde en overbevraagde bagagisten met een kar vol buitengewone bagage de hoek omgedraaid komen en het verzamelde gezin zich als een volleerde roedel op hun kinderstoeltjes stort. Alsof ze bang zijn dat iemand anders er met hun materiaal vandoor zou gaan.
Maar ik heb vandaag geleerd dat het verschil tussen waardeloze tijd en waardevolle tijd alleen maar ligt in de ruimte die je jezelf nog geeft om te spelen. En hoe zit het met jullie? Spelen jullie nog af en toe? Heb je daar nog tijd voor? Waar wacht je dan op? Of verdoe je de tijd liever met klagen?