Tom Lanoye is 60 jaar geworden en dat zullen we geweten hebben. In navolging van Madonna heeft hij zichzelf bij het officieel bereiken van het seniorendom schaamteloos in de etalage gezet. Want dat kan hij zeer goed: zichzelf in de etalage zetten. Maar precies daarom is het voor hem nu ook dringend tijd om een stap opzij te zetten. Want er is niks zo erg als een prostituée op jaren die nog voor het raam moet zitten.
Dat Tom Lanoye uitgebreid gefêteerd wordt, is zeker niet verkeerd. Hij heeft een paar goede boeken geschreven. Sommige heb ik zelfs gelezen! En bovendien heeft hij veel vrienden onder de klanten van cafés als De Hopper, de Duifkens en de Boer van Tienen, toevallig verzamelplekken van mensen die met grote vanzelfsprekendheid deel uitmaken van de gilde der “betere artiesten” en die daardoor ook met graagte geraadpleegd worden door de pers wanneer journalisten een mening nodig hebben die “getuigt van goede smaak”. De auteur kennende heeft hij de vrienden die aan het woord komen ook allemaal met de hand zelf geselecteerd en waarschijnlijk ook letterlijk de quotes toegestuurd die zij in deze stukken debiteren. Daarin wordt hij immers zonder blozen naast Shakespeare, Goethe en Euripides gezet. Een onverlaat durft hem nog wel eens met Hugo Claus vergelijken, maar gelukkig is die nog nét niet lang genoeg dood om écht groot te zijn naast de Oscar Wilde van Sint-Niklaas.
Mijn eerste keer met Tom Lanoye
Ik heb Tom Lanoye de eerste keer ontmoet in 1985. Ik was toen verslaggever van het studentenblad “de moeial” aan de VUB én een groot fan van zijn columns in De Zwijger, een satirisch blad dat vaak schreef wat ik dacht. Lanoye toerde in die dagen met een podiumprogramma dat los gebaseerd was op zijn werk in De Zwijger. Daarin stak hij vooral de draak met de gevestigde literaire en artistieke orde. Ik herinner me onderandere een geestig en scherp stuk over theatermaker Jan Fabre, wiens werk “de macht der theaterlijke dwaasheden” vakkundig met de grond gelijk werd gemaakt. Hij dreef ook uitgebreid de spot met de commissies die subsidies uitdeelden en die wat hem betreft, bestonden uit lieden die niet zouden misstaan in een wassenbeeldenmuseum.
Voor zijn optreden, interviewde ik hem in het smoezelige kantoortje van de studentenkrant dat tevens dienst deed als backstage voor het “kultuurkaffee” van de VUB. Hij was net geen dertig en ik net geen 21. Hij kon nog net doorgaan voor “een mooie jonge god” en speelde die rol met graagte en met verve die avond tijdens zijn optreden. We hadden ook een interessant gesprek. Hij was zichtbaar blij met de aandacht en ik vond het leuk om eens te kunnen praten met een schrijver die niet deed alsof de zon uit zijn achterste scheen. Het enige wat me tegenviel was zijn bewondering voor Anton Van Wilderode, de priester-dichter die onderandere teksten schreef voor de Ijzerbedevaart toen dat nog een bijeenkomst was voor mensen die spijt hadden dat de Duitsers WOII hadden verloren. Maar omdat de jonge schrijver les had gekregen van de priester-dichter in het college van Sint-Niklaas, vergaf ik hem met graagte dat hij geen oog had voor mijn eigen nare jeugdherinneringen aan de Ijzerbedevaart. Voor het overige trakteerde hij me op de baldadigheid die ook in zijn optreden en in zijn geschriften zichtbaar waren. Met één grote boodschap: de jeugd moet dringend eens wat leven in het ingedommelde literaire wereldje brengen, dus laten we met zijn allen zo hard mogelijk gaan schoppen. Punk met de pen, als het ware!
Het verschil tussen Lanoye en Hamlet
Uit hoofde van parallelle beroepswerkzaamheden heb ik hem daarna nog vele keren ontmoet. Ik zag hem veranderen. Van een Hamlet in een Claudius, van een miskende kroonprins in een koning die schrik krijgt van de lijken in zijn kast. Daar moet ik aan denken als ik nu lees hoe Lanoye door de huidige artistieke elite op het schild wordt gehesen en rondgedragen als een koning éénoog in het land der blinden. Ik vraag me af wat de 27-jarige Lanoye over de 60-jarige Lanoye zou schrijven. Hij zou hem waarschijnlijk afzeiken omwille van de eindeloze herhalingen van zijn succesnummers uit zijn Shakespearebewerking Ten Oorlog. Ongetwijfeld zou de jonge Lanoye zich ook vrolijk maken over de manier waarop de oude Lanoye zorgvuldig de geschiedschrijving over zichzelf controleert en die op smaak brengt met drama waarvan niet altijd duidelijk is of het nu waar is of niet. En ik denk dat de jonge Lanoye de jarige senior ook zou oproepen om nu eens eindelijk te stoppen met het vertellen van altijd maar hetzelfde verhaal: dat van de slagerszoon met een brilletje dat heel hard zijn best doet om het provincienest waar hij uit komt, achter zich te laten en zich uit te geven voor een levenswijze wereldburger terwijl hij diep vanbinnen altijd een kind van de Vlaamse middenstand blijft.
Lanoye 60 jaar: de eer en de bloemen zijn hem gegund. En nu oprotten, ouwe lul. Tijd voor iets anders.