“Hoeveel boeken heb je gesigneerd vandaag”, vraagt mijn zoon me als ik na 2 uur boekenbeurs terug thuiskom. “Ik weet het niet”, zeg ik en ik meen het. Ik hou het echt niet bij. “Ik denk een stuk of 10”. Hij bekijkt me verbaasd. “Op 2 uur tijd? Wat doe je dan de rest van de tijd?” Tja, wat doe ik dan de hele tijd? Wel, wat ik de rest van de tijd doe, dat heet “inspiratie opdoen”.
Op drukke dagen tijdens de boekenbeurs, schuifelen mensen je voorbij alsof ze meestappen in een processie. Ze deinen mee in de stroom en de richting van de massa. Een eindeloze sliert toevallige passanten. Af en toe stopt er eens eentje, betast je boek, bekijkt de achterflap, mompelt iets tegen iemand die er is of er niet is en gaat dan weer verder. Je kan daar als auteur naar zitten kijken en je een beest in de dierentuin voelen, maar zoals ik al eerder vertelde in deze blogs: zo ben ik niet. Ik ben altijd nieuwsgierig, mijn antennes steken altijd uit.
Het levert je onverwachte ontmoetingen op. Verhalen van mensen. Gisteren waren er weer drie die bleven plakken. Flarden van mensen die later wellicht personages worden in een volgend boek. Opgelet: deze blog komt met een soundtrack!
Verhaal 1
Een jong meisje en een bejaarde vrouw praten frans tegen elkaar, terwijl het meisje mijn boek onderzoekt. Het kind heeft de oortjes van haar telefoon nog in, de muziek schettert in flarden uit de minuscule luidsprekertjes. “Vous lisez en néerlandais”, vraag ik verrast. De bejaarde vrouw antwoordt: “Ze is op zoek naar een boek voor school”. Haar vlekkeloze nederlands wordt gekleurd door rollende “r”-en met stevige brabantse o’s die vervormen tot “eu”-klanken. “Wat studeer je”, vraag ik aan het meisje. Ze kijkt naar haar compagnon de route. De bejaarde vrouw wacht even en besluit dan toch te antwoorden in haar plaats. “Ze zit in het 2de jaar handel. Ze moet zelf een boek kiezen voor nederlands”, en dan voegt ze er verontschuldigend aan toe, “ze gaat naar school hier in Antwerpen hoor.” Ik zeg dat ze dat niet hoeft te verantwoorden, dat ik niet dat soort Vlaming ben. “Hou je van spannende boeken”, vraag ik aan het meisje. “Ze leest niet”, antwoordt de vrouw. “Maar ze kijkt wel graag naar politieseries.” Het meisje heeft ondertussen mijn boek geïnspecteerd, teruggelegd en drentelt wat verder naar de tafel van collega Sterre Carron. De vrouw kijkt me verontschuldigend aan. Ik zeg rustig: “Mijn boek is niet echt iets voor haar misschien. Hou oud is ze eigenlijk?” De vrouw trekt haar wenkbrauwen op en zucht: “14 jaar”. In de zucht zit het hele herkenbare verhaal van een puber die met zijn onzekerheid en buien zijn omgeving tot wanhoop drijft. “En u bent haar oma”, vraag ik nieuwsgierig door. “Ja”, zegt de vrouw. “Ze woont al een jaar bij mij. Maar ik moet het ook met een klein pensioentje doen. Ik heb heel mijn leven in de zorg gewerkt, tot ik tien jaar geleden een burn-out kreeg. Ik werkte op het einde helemaal alleen avondshiften in een bejaardentehuis hier in Antwerpen. Een afdeling met 30 mensen die ik allemaal eten moest geven. Dat gaat niet hé meneer. En nu trek ik amper 1400 euro per maand en moet ik mijn kleindochter opvoeden. Ik word hier allemaal te oud voor.” Omdat ik niks anders kan bedenken probeer ik een geruststellende glimlach. Het meisje bestudeert ondertussen het nieuwste boek van Sterre: “Puta”. Wanneer ze terug onze richting opkijkt, steek ik mijn duim op. “Goeie keuze”, zeg ik tegen de oma. “Dat is echt een boek met heel goede vrouwelijke personages, daar zal ze zich nog meer in herkennen dan in mijn werk.” Oma kijkt opgelucht. “Allez vooruit”, dan richt ze zich naar de kleindochter, “kom we moeten hier eerst betalen.” Terwijl Sterre het boek signeert zie ik de ogen van het meisje dwalen over de 8 andere boeken van mijn collega. Sterre Carron heeft er een fan bij. Ik zie het en het doet me glimlachen.
Komaan: zet ondertussen dit nummer op, één van mijn all-time favourites als ik ga schrijven...
Verhaal 2
Het is bloedheet in de hal, maar de man die voorbijkomt heeft toch zijn warmste parka aan en draagt ook een muts. Wanneer hij mijn boek ziet liggen, blijft hij even staan. Hij staat in profiel en leunt achterover om de kaft goed te kunnen zien. Zijn rug is gebogen op een vreemde manier. Zijn lichaam ziet eruit als een gedrukte hoofdletter S. Zoals ik bij iedereen doe, nodig ik hem uit om er eens in te bladeren als hij nieuwsgierig is. Hij doet het en kijkt bedenkelijk. “Welk soort boeken lees je graag”, vraag ik hem. Hij bekijkt me achterdochtig en opent dan zijn tandenloze mond: “Ken je dat boek van die ene schrijver…Hij leerde zijn volk lezen…” Ik antwoord: “Ah, je bedoelt Hendrik Conscience.” Hij kijkt verrast op: “Ja, die is het. In de bibliotheek van Antwerpen hebben ze zo verzamelde werken van hem en dat is heel schoon gedrukt. Zachte letters op geel, dik papier. Dat zie ik graag.” Terwijl hij het zegt, zie ik dat hij het beeld van de leeringebonden boeken met mooie letters voor zijn ogen heeft. “Heb je die boeken dan allemaal gelezen, van Hendrik Conscience”, vraag ik hem logischerwijze. Hij bekijkt me alsof ik hem gevraagd heb om de stelling van Pythagoras uit te leggen. “Nee”, zegt hij tenslotte, “die moogt ge niet meenemen uit de bibliotheek hé. Maar als ik die zou vinden, zo’n boek met zo’n schone letters, dan zou ik dat zeker graag mee naar huis nemen.” Hij kijkt nog eens in mijn boek. Uiteindelijk legt hij het terug. “Het papier is te wit”, zegt hij en hij wandelt verder.
Verhaal 3
Hij is klein van stuk, maar ik schat hem een jaar of 17 à 18. Hij heeft een heel volwassen en bedachtzaam gezicht dat gedomineerd wordt door een grote bril en een kapsel dat past bij de kwalificatie: een jongen van goede huize. Hij leest de achteflap van mijn boek, draait zich dan om en roept: “Mama, kom eens.” Een moeder en twee kleine broertjes komen uit de kinderboekenhandel aan de overkant. De broertjes zien er precies zo uit als de jongen, maar dan magerder en kleiner. De moeder staat naast hem en zegt: “Is dit wat je wil?” Hij knikt en zij zegt tegen mij: “Hij moet zelf een boek kiezen om te bespreken in de school.” Ik denk meteen: waar is de tijd van de leeslijsten op school! Blijkbaar is het nu de gewoonte dat leraars nederlands hun leerlingen het bos insturen met de opdracht: zoek het zelf maar uit. Dat is nadat ze door begonnen krijgen dat de opdracht: “interview eens een BV”, op de zenuwen van BV’s begon te werken waarschijnlijk.
De moeder bekijkt de achterflap en fronst eerst want er staat op dat het gaat over “een gevaarlijk wijf”, maar dan glimlacht ze. “Ah, u schrijft ook comedyshows”, zegt ze opgelucht. De jongen kijkt nu blij naar zijn moeder. “Hij wil ook comedian worden”, zegt ze. “Heb je het al eens gedaan, op een podium staan”, vraag ik hem. “Nee”, zegt hij bedremmeld en met een hoge stem die niet bij zijn gezicht past, “maar ze vinden mij wel altijd grappig in de klas.” Ondertussen is een oudere dame bij het gezelschap komen staan, de oma. Ze kijkt kritisch naar mijn cover. “Is dat geschikt voor zijn leeftijd meneer”, vraagt ze met een onmiskenbaar Kortrijks accent. Dus ik vraag: “Hoe oud is hij eigenlijk?” De oma antwoordt streng: “14”. Moeder, de twee broertjes en de jongen wachten gespannen af wat ik zal antwoorden. Ik zie de jongen vragend naar me kijken en besluit: “Hij kan het wel aan. Een groot deel van de plot gaat over een jongen van zijn leeftijd”, zeg ik en ik verzwijg dat die jongen in het boek seks heeft met een vrouw van 28. Ik zou zijn gezicht willen zien als hij die passage leest, straks in zijn jongenskamertje in Kortrijk.